IJkema, Rindert (2022) Hoe laatstejaars Mbo-4 studenten hun toekomst plannen. Master thesis, Sociology.
|
Text
IJkema_R_S3587010_Masterscriptie_Sociologie.pdf Download (865kB) | Preview |
Abstract
In dit onderzoek is een kwalitatieve analyse gedaan om inzichten te verkrijgen in de toekomstplannen van laatstejaars Mbo-4 studenten. De data zijn verzameld door interviews af te nemen bij in totaal tien participanten. Het doel was om inzichten te verkrijgen in wat maakt dat studenten willen doorstuderen aan het Hbo, of wat maakt dat ze dat juist niet willen. Achtergrond van dit onderzoeksplan was dat er momenteel een groot tekort is aan vakmensen uit het Mbo, terwijl het hoger onderwijs almaar blijft groeien. We zien ook veel Mbo-4 gediplomeerden vroeg of laat de stap naar het hoger onderwijs zetten. Dat jongeren in het algemeen steeds massaler voor het hoger onderwijs zijn gaan kiezen kent zijn oorsprong in een aantal maatschappelijke ontwikkelingen. Het onderwijs moest helpen om – anders dan in het verleden – iedereen gelijke kansen te bieden zich naar een goede sociale positie te kunnen werken. Paradoxaal genoeg is het onderwijs vervolgens ongelijkheid gaan vormen tussen hen die het wel lukt van die ‘gelijke onderwijskansen’ gebruik te maken en hen die dat niet lukt. Zo hebben hoger opgeleiden gemiddeld een betere statuspositie en hebben zij meer bestaanszekerheid dan laag- en middelbaaropgeleiden. Die ongelijkheid maakt dat er nogal wat afhangt van een carrière in het hoger onderwijs. Het is dan ook niet verwonderlijk dat er een norm is die voorschrijft dat het goed is om cognitieve prestaties te leveren, zoals het doen van een Hbo-studie na een Mbo-studie. Op basis van de theorie veronderstellen we dat laatstejaars Mbo-4 studenten zowel vanuit een strategisch motief – met het oog op bestaanszekerheid – als een emotioneel motief – met het oog op relatieve statuspositie – geneigd kunnen zijn om te willen doorstuderen. Die keuze zou verder kunnen worden beïnvloed door de persoonlijke omgeving van studenten. Generatiegenoten kunnen door zelf in het hoger onderwijs te studeren (onbewust) invloed hebben. Dat gedrag zou namelijk zowel vanuit een neiging tot conformisme als een neiging niet onder te willen doen voor leeftijdsgenoten kunnen worden overgenomen. Ouders kunnen door aanmoediging en het meegeven van hulpbronnen invloed hebben op de bereidheid tot doorstuderen. Al is de mate waarin dat gebeurt mede afhankelijk van het opleidingsniveau van ouders wat laat zien dat van gelijke onderwijskansen geen sprake is. De verhalen van de laatstejaars Mbo-4 studenten in dit onderzoek laten zien dat verschillen in status en bestaanszekerheid en de verwachte betere positie op de arbeidsmarkt motieven kunnen zijn om door te studeren. De meeste van de ouders van deze doorstudeerders moedigden doorstuderen aan, wat mogelijk een rol heeft gespeeld in hun besluit tot die keuze. Het was voor deze studenten duidelijk dat zij er op verschillende vlakken op vooruit gingen als het ze lukte door te studeren, waarmee de cognitieve prestatienorm zich in het leven van deze participanten lijkt te hebben genesteld. Ook intrinsieke motivatie speelde altijd een zekere rol, doorstuderen werd altijd mede gemotiveerd vanuit interesse voor een bepaald vakgebied of een zekere studierichting. Bij de laatstejaars Mbo-4 studenten die niet wilden doorstuderen leek die intrinsieke motivatie leidend. Deze studenten hadden allen heldere ideeën over wat zij wilden gaan doen en het plezier wat zij daaruit verwachten te halen bleek de belangrijkste motivatie. Om de tekorten aan vakmensen aan te pakken is een aanbeveling gedaan om een al bestaand plan voor onderwijshervorming uit te breiden. De Onderwijsraad (2021) adviseert in hun rapport ‘Later selecteren, beter differentiëren’ om een driejarige brugperiode in te lassen op de middelbare school. Het selecteren op onderwijsniveau moet dan pas na die brugperiode gebeuren om ook cognitieve vaardigheden van jongeren met mindere achtergronden optimaal te benutten en zo dus onderwijsongelijkheid tegen te gaan. Wat betreft het ‘beter differentiëren’ adviseert de raad onderwijs meer op maat aan te bieden. In de praktijk komt dat er op neer dat onderwijs op verschillende niveaus en in verschillende groepen kan worden gevolgd. Mijn aanbeveling is om binnen dit ‘beter differentiëren’ meer jongeren in aanraking te laten komen met vakwerk. Op die manier zou bij meer jongeren interesse kunnen worden gewekt voor praktische beroepen. We zien nu namelijk dat jongeren uit de hogere onderwijslagen nauwelijks in aanraking komen met praktische kennis en – vaardigheden. Daarnaast brengt het jongeren – ook die geen praktisch beroep ambiëren - meer bij over wat in het beroepsonderwijs wordt aangeleerd, hetgeen mogelijk met meer waardering komt voor dat werk. Mocht het inderdaad lukken om tot een toenemende waardering voor praktische kennis te komen dan hoeft dat gebrek aan waardering voor jongeren niet langer een motief te zijn op de stap naar het hoger onderwijs te zetten. Het leren waarderen van verschillende soorten kennis en vaardigheden en het interesseren voor vakwerk moet zo zorgen dat we weer voldoende vakmensen gaan opleiden.
Item Type: | Thesis (Master) |
---|---|
Supervisor name: | Smaniotto, R.C. |
Degree programme: | Sociology |
Differentiation route: | Politiek, Maatschappij & Beleid [Master Sociology] |
Date Deposited: | 28 Oct 2022 14:29 |
Last Modified: | 28 Oct 2022 14:29 |
URI: | http://gmwpublic.studenttheses.ub.rug.nl/id/eprint/1461 |
Actions (login required)
View Item |