Cate, Ruben ten (2024) Bloed, zweet en bedradingen: Over opvattingen over omgang met apparatuur in het UMCG; Een kwalitatief onderzoek naar de verschillen en overeenkomsten tussen de opvatting over goede omgang met medische apparatuur van medisch technici en zorgprofessionals. Master thesis, Sociology.
|
Text
SOMAscriptietenCateS3741036def.pdf Download (1MB) | Preview |
Abstract
Het doel van dit onderzoek is het in kaart brengen van de opvattingen over omgang met medische apparatuur in het UMCG en wanneer medisch technici en zorgprofessionals deze omgang benoemen als ‘goede omgang’. Daarnaast wordt geprobeerd te schetsen wat obstakels zijn die de zorgprofessionals belemmeren om ‘goed’ met medische apparatuur om te gaan. Dit onderzoek is opgezet vanuit een lokale, maatschappelijke en sociologische relevantie. De medisch technici in het UMCG geven aan dat de omgang met apparatuur door zorgprofessionals veel vermijdbare schade tot gevolg heeft. Dit is niet in lijn met de doelen op het gebied van duurzaamheid en financiële gezondheid die het UMCG zichzelf heeft gesteld. Daarnaast is het nuttig vanuit een maatschappelijk perspectief om meer inzicht te geven in de omgang met apparatuur, omdat de ziekenhuiszorg in Nederland steeds duurder wordt. Dit onderzoek biedt de mogelijkheid om te onderzoeken of zorgkosten zouden kunnen worden verminderd door een context te kunnen schetsen waarbinnen meer voorzichtige omgang met apparatuur in het UMCG bevorderd kan worden. Tenslotte is dit onderzoek sociologisch relevant, omdat er nog weinig kennis is over de omgang met bedrijfsapparatuur en over de verschillende opvattingen tussen professionele groepen. De perspectieven die zich binnen de organisatie van het UMCG kunnen voordoen op de omgang met apparatuur, zoals die nu binnen het UMCG plaatsvindt, zijn nog niet duidelijk onderscheiden. Er is in dit onderzoek gekozen voor een toespitsing op de infuusapparatuur in het UMCG. Deze apparatuur wordt gekozen om zo een concreet antwoord te kunnen geven op de deelvragen. Zo kan in de interviews en observatiemomenten meer worden gefocust op één apparaat, in plaats van de grote verscheidenheid van alle apparatuur in het UMCG met de participanten te behandelen. In dit onderzoek is gekozen voor kwalitatieve onderzoeksmethoden, omdat de focus van het onderzoek ligt bij het in kaart brengen van opvattingen en ervaringen die die opvattingen vormen. Daarom zijn er 5 interviews uitgevoerd met technici, die bestaan uit technici vanuit de afdeling Medische Technologie en technici die op Intensive Care-afdelingen werkzaam zijn. Daarnaast zijn er 14 interviews gehouden met zorgprofessionals van verschillende afdelingen binnen het UMCG. Tenslotte zijn er twee observatiemomenten geweest, waarvan één op een verpleegafdeling en één op een Intensive Care- afdeling binnen het UMCG. Zo kunnen de inzichten van de interviews in de context van de realiteit op de werkvloer worden geplaatst. Uit de interviews komt naar voren dat er verschillen zijn tussen technici en zorgprofessionals in hoe zij naar omgang met apparatuur kijken. Het grootste verschil in opvattingen tussen medisch technici en zorgprofessionals is dat de technici een duidelijker en breeder beeld hebben op de omgang met 3 apparatuur. . De focus van de opvatting van de zorgprofessionals over goede omgang met infuusapparatuur ligt vooral op de randvoorwaarden voor goede omgang met apparatuur. Zorgprofessionals geven aan een dermate uitgebreid takenpakket te hebben op het moment dat ze niet altijd tijd vrij kunnen maken om de apparatuur voorzichtig te hanteren, zeker niet als zich een acute situatie, zoals een hartinfarct, zich voordoet op de afdeling. De focus van de opvatting van de technici in de opvatting over goede omgang met apparatuur ligt daarentegen vooral op het nemen van verantwoordelijkheid over de apparatuur. De technici uiten het idee dat de zorgprofessionals zich niet bewust zijn van de kosten van het apparaat, of wat er met het apparaat gebeurt als deze defect is. Er wordt volgens de technici weinig gecommuniceerd over de oorzaken die ten grondslag liggen aan defecten, wat veel onduidelijkheid schept bij de technici. De overeenkomsten van deze opvattingen hebben voornamelijk te maken met het feit dat de omgang met de apparatuur de zorgverlening moet ondersteunen. Zowel zorgprofessionals als medisch technici benoemen dus het belang van goede zorgverlening en de grote ondersteunende rol die apparatuur daarin heeft. ligt vooral op het verlagen van de werkdruk. Zorgprofessionals geven aan een dermate uitgebreid takenpakket te hebben op het moment dat ze niet altijd tijd vrij kunnen maken om de apparatuur voorzichtig te hanteren, zeker niet als zich een acute situatie, zoals een hartinfarct, zich voordoet op de afdeling. De focus van de opvatting van de technici in de opvatting over goede omgang met apparatuur ligt daarentegen vooral op het nemen van verantwoordelijkheid over de apparatuur. De technici uiten het idee dat de zorgprofessionals zich niet bewust zijn van de kosten van het apparaat, of wat er met het apparaat gebeurt als deze defect is. Er wordt volgens de technici weinig gecommuniceerd over de oorzaken die ten grondslag liggen aan defecten, wat veel onduidelijkheid schept bij de technici. De overeenkomsten van deze opvattingen hebben voornamelijk te maken met het feit dat de omgang met de apparatuur de zorgverlening moet ondersteunen. Zowel zorgprofessionals als medisch technici benoemen dus het belang van goede zorgverlening en de grote ondersteunende rol die apparatuur daarin heeft. Daarnaast komen vanuit beide perspectieven verschillende obstakels naar voren die de goede omgang met apparatuur in de weg kunnen staan. Vanuit de opvatting over goede omgang met apparatuur van de zorgprofessionals komt vooral naar voren dat werkdruk en de grote verscheidenheid aan taken een obstakel is in de omgang met apparatuur. Als het druk is op een afdeling ligt de prioriteit van de zorgprofessionals niet bij het voorzichtig omgaan met apparatuur, maar bij de gezondheid van de patiënten. Deze prioriteit krijgt ook ruimte in de opvatting over goede omgang met apparatuur vanuit het perspectief van de technici. Het grootste obstakel vanuit het perspectief van de technici is echter dat er volgens hen geen duidelijke verantwoordelijkheid wordt genomen over de omgang met apparatuur. De communicatie over storingsoorzaken via post-itjes, waarop het woord 'defect’ is geschreven, is hier een voorbeeld van. 4 In de conclusie komt naar voren dat de verschillen in opvatting over goede omgang met apparatuur vooral ten grondslag liggen aan de verschillende positie die beide partijen innemen in het ziekenhuis. De zorgprofessionals zien het apparaat als ondersteunend, waarbij ze vooral zicht hebben op het apparaat als het op de afdeling een bepaalde functie heeft. De technici zien het apparaat ook wanneer het apparaat geen functie heeft (c.q. defect is, stoort of voor onderhoud naar de afdeling Medische Technologie komt). Zorgprofessionals vertellen in de interviews dat ze daar geen, of in ieder geval veel minder zicht op hebben. Dit zorgt voor frustratie bij de technici, omdat ze zich niet gehoord voelen in hun observaties bij het repareren van de techniek. Het overgrote deel van de zorgprofessionals kan zich simpelweg niet bewust zijn van wat er met de apparatuur gebeurt als deze defect is, omdat ze er ook op geen enkele manier blijvend bewust van worden of zijn gemaakt. Een gevolg van deze verschillen in opvatting over omgang met apparatuur is het feit dat de geïnterviewde zorgprofessionals zeggen genoeg kennis en kunde te hebben om met de apparatuur om te gaan, terwijl de geïnterviewde technici stellen dat dat niet het geval is. Deze conclusies geven aangrijpingspunten voor beleid en vervolgonderzoek. Voor beleid is het ten eerste belangrijk dat het UMCG ervoor zorgt dat er meer bekend wordt over de storingsoorzaken van de defecte infuusapparatuur in het UMCG. Het is nu nog vaak onduidelijk wat de storingsoorzaak is, of de storingsoorzaak is een erg oppervlakkige beschrijving van het defect. Een beter systeem voor het ontvangen van storingsoorzaken van afdelingen of vermelding daarvan door technici is nodig om de administratie van de afdeling Medische Technologie accuraat te houden. Daar is het omgaan met techniek en apparatuur een onderdeel van. Een manier om meer op de praktijk in te spelen in opleiding tot zorgpersoneel is uitgebreider aanbieden van onderwijs waarbij de apparatuur en de werking daarvan wordt behandeld. Daarnaast komt uit de interviews en de observatiemomenten naar voren dat het belang is om de communicatie tussen medisch technici en zorgprofessionals te verbeteren. Meer contact tussen de technici en zorgprofessionals biedt de mogelijkheid om standpunten over de werking, storing en gevoeligheid van de apparatuur uit te wisselen. Meer contact en gesprek tussen technici en zorgprofessionals kan daardoor leiden tot meer wederzijds begrip. Hiermee zou een eerste stap naar een meer gemeenschappelijke opvatting over ‘goede omgang’ met apparatuur gezet zijn. Dit contact kan worden verbeterd door aan de ene kant zorgprofessionals meer storende en defecte techniek naar de afdeling Medische Techniek te laten brengen. Aan de andere kant kunnen technici meer connectie met afdelingen opbouwen door vaker op een afdeling te komen, bijvoorbeeld door aan te schuiven tijdens een scholingsmoment over een specifiek apparaat en daar een inbreng in te hebben. Een meer arbeidsintensieve optie is het aannemen van meer MIMmers (Medisch Instrumentatie Medewerkers), om zo naast alle IC’s ook MIMmers te kunnen inzetten op andere afdelingen. MIMmers zijn technici die op de meest intensieve zorgafdelingen, voornamelijk IC's, worden ingezet voor het 5 opbouwen van de IC-bedden en zijn aanspreekpunt voor kleine technische vraagstukken. De MIMmers worden op IC’s als erg prettig ervaren en verpleging heeft een duidelijk aanspreekpunt voor kleine technische vraagstukken of storingen. Voor vervolgonderzoek is het belangrijk te focussen op de onduidelijkheid over de omgang met andere apparatuur dan infuusapparatuur en de factoren die daaraan bijdragen. De data waaruit blijkt dat de infuusapparatuur het meest exemplarisch is voor de omgang met apparatuur is bijvoorbeeld bijzonder erg vertekend. Zo'n 79% van de meldingen van een defect is niet voorzien van een storingsoorzaak. Vervolgonderzoek kan de verschillen in omgang per apparaat verder uitdiepen. Het is bijvoorbeeld nog niet duidelijk wat voor soort apparaten daadwerkelijk gevoeliger is voor defecten door gebruikersfouten, zonder dat er sprake is van vertekende data. Verder is niet uitgezocht welke afdelingen en welke soort afdelingen (acuut, verpleging, poliklinieken, etc.) relatief veel defecten melden of veel defecten veroorzaken. Vervolgens is ook nog niet duidelijk welke kenmerken een afdeling heeft waar de communicatie onderling en met technici uitgebreid is. Daarnaast komt uit dit onderzoek naar voren dat vervolgonderzoek zich ook zou moeten richten op het bij elkaar brengen van de verschillende perspectieven op ‘goede omgang’ met apparatuur, zodat het UMCG, de medisch technici en de zorgprofessionals samen kunnen kijken welke omgang met apparatuur het meest ideaal is voor het functioneren van het ziekenhuis als geheel.
Item Type: | Thesis (Master) |
---|---|
Supervisor name: | Tol, D.G. van and Smaniotto, R.C. |
Degree programme: | Sociology |
Differentiation route: | Sociologie van Gezondheid, Zorg en Welzijn [Master Sociology] |
Date Deposited: | 24 May 2024 09:30 |
Last Modified: | 24 May 2024 09:30 |
URI: | http://gmwpublic.studenttheses.ub.rug.nl/id/eprint/3363 |
Actions (login required)
View Item |