Litaay, Shania (2022) Meer aandacht voor burgerschapsonderwijs op Nederlandse middelbare scholen: Een kwantitatief onderzoek naar het verband tussen het bespreken van controversiële, maatschappelijke onderwerpen in de klas en tolerant gedrag van leerlingen. Master thesis, Sociology.
|
Text
MasterScriptie_Sociologie_ShaniaLitaay_S4126874.pdf Download (8MB) | Preview |
Abstract
Culturele, etnische, levensbeschouwelijke, godsdienstige en seksuele opvattingen en gedragingen lopen sterk uiteen waarbij verschillende groeperingen soms haaks tegenover elkaar staan, en spanningen en conflicten kunnen oplopen. Burgerschapscompetenties, en in het bijzonder het vertonen van tolerant gedrag, zijn daarom essentieel om dit maatschappelijke hedendaagse probleem te bestrijden en voorkomen. Om dit te bewerkstelligen, doet men beroep op de mogelijkheden van het onderwijs. Toch constateert de Inspectie van Onderwijs al jaren dat burgerschapsonderwijs te wensen overlaat. Met name dat de specifieke onderwijsactiviteit – het bespreken van controversiële, maatschappelijke onderwerpen – te weinig aanbod komt. Zulke onderwerpen aansnijden in de klas blijken gevoelig te liggen, kunnen zorgen voor ophef en/of er is onduidelijkheid over hoe hier invulling aan te geven. De onderzoeksvraag was: ‘’is het bevorderlijk voor het ontwikkelen van tolerant gedrag van leerlingen om controversiële, maatschappelijke onderwerpen te bespreken in de klas tijdens burgerschapslessen op Nederlandse voortgezet onderwijsscholen? In hoeverre wordt de mogelijke associatie tussen de onderwijsactiviteit en tolerant gedrag beïnvloedt door het opleidingsniveau van ouders en de omgangsvormen tussen leerlingen onderling en die met leraren?’’ De getoetste hypothese is dat Nederlandse voortgezet onderwijsscholen die controversiële, maatschappelijke onderwerpen bespraken in de klas tijdens burgerschapslessen, eerder de ontwikkeling van tolerant gedrag van leerlingen bevorderen ten opzichte van scholen die dat niet doen. De hypothese voor het eerste moderatieverband verwacht dat dit positieve verband sterker is voor leerlingen wiens ouders hoogopgeleid zijn dan voor leerlingen wiens ouders laagopgeleid zijn. De hypothese voor het tweede moderatieverband verwacht dat dit positieve verband sterker is voor leerlingen die omgangsvormen tussen leerlingen onderling en die met leraren als fijn ervaren dan voor leerlingen die dit niet als fijn ervaren. Data van het IEA (International Association for the Evaluation of Educational Achievement), dat internationaal onderzoek deed naar burgerschapsonderwijs, is benut. Voor Nederland was de belangrijkste doelgroep; leerlingen uit het tweede jaar van het voortgezet onderwijs van ±13,5 jaar. In het onderzoek participeerden 2.812 leerlingen (responspercentage 93,73%) die afkomstig zijn van honderdvijftig scholen, die middels gestratificeerde tweetrapsclustersteekproeven aselect zijn gekozen. Voor het verkrijgen van data vulden leerlingen en schooldirecteuren papieren vragenlijsten in, waarbij de vragen gestructureerd waren en invullen dertig á veertig minuten duurde. Vervolgens was een logistische regressieanalyse uitgevoerd waarbij, voor beide moderatoren, afzonderlijk vier modellen hiërarchisch waren opgebouwd. Het uiteindelijke antwoord op de onderzoeksvraag laat zien dat het bevorderlijk was voor het ontwikkelen van tolerant gedrag van leerlingen om controversiële, maatschappelijke onderwerpen te bespreken in de klas tijdens burgerschapslessen op Nederlandse voortgezet onderwijsscholen. Dit kan te maken hebben met het toenemen van empathisch vermogen van leerlingen. Leerlingen krijgen door de onderwijsactiviteit mogelijk meer kennis van gebeurtenissen die aanleiding geven tot diverse gedachten, gevoelens, motieven en gedragingen waardoor zij de emotionele toestand van anderen beter kunnen aanvoelen. Daarnaast kan de onderwijsactiviteit (non)-verbale communicatieve vaardigheden van leerlingen verbeteren. Hierdoor kunnen leerlingen beter consensus bereiken en samenwerken waardoor een sterker gemeenschapsgevoel ontstaat en zij elkaar eerder accepteren. Bovendien werd deze associatie tussen de onderwijsactiviteit en tolerant gedrag niet beïnvloedt door het opleidingsniveau van ouders. Daarentegen werd de associatie wél versterkt door fijne omgangsvormen tussen leerlingen onderling en die met leraren. Door goede omgangsvormen ervaren leerlingen immers meer interesse en plezier tijdens onderwijsactiviteiten en hebben zij een positiever academisch zelfbeeld dus hogere verwachtingen van zichzelf. Ook zullen leerlingen elkaar sneller helpen. Deze groep leerlingen zijn daardoor eerder gemotiveerd. Hierdoor zullen zij de relevantie van de onderwijsactiviteit inzien, een nuttige inbreng hebben, actief participeren en de opgedane competenties zichzelf eigen proberen te maken. Daarbij komt dat goede omgangsvormen samengaat met een veilig klasklimaat. Leerlingen kunnen hun individualiteit openlijk uiten en durven fouten te maken, zonder de kans te lopen op veroordeling, belediging en uitsluiting. Dit stimuleert coöperatieve participatie in de klas, waardoor de prestaties van de onderwijsactiviteit beter tot recht komen en ontwikkeling van tolerant gedrag bevordert. Toch kent het onderzoek vijf beperkingen. Ten eerste bestond de steekproef uitsluitend uit tweedeklassers wat voor de Nederlandse context minder goed uitkomt, omdat leerlingen dan nog geen onderwijs krijgen in maatschappijleer. Ten tweede had de afhankelijke variabele, tolerant gedrag, weinig variatie. Ten derde hadden variabelen missende waarden, wat kan leiden tot een verminderde kracht van statistische analyses, vertekening van parameters en een afname waarin de data de werkelijkheid omschrijft. Ten vierde waren bevindingen minder zuiver, omdat de modelkwaliteit op twee punten tekort schoot; de onafhankelijkheidsassumptie werd geschonden en invloedrijke observaties hadden een groot effect op de logistische regressieanalyse gezien de hypothesetoetsing veranderde. Tot slot betrof het een secundaire dataset die dateerde uit 2016, waardoor het lastiger is de bevindingen te generaliseren naar de huidige situatie.
Item Type: | Thesis (Master) |
---|---|
Supervisor name: | Huitsing, G.E. and Wal, M. van der |
Degree programme: | Sociology |
Differentiation route: | Criminaliteit en Veiligheid [Master Sociology] |
Date Deposited: | 10 Jun 2022 14:49 |
Last Modified: | 10 Jun 2022 14:49 |
URI: | http://gmwpublic.studenttheses.ub.rug.nl/id/eprint/513 |
Actions (login required)
View Item |