Javascript must be enabled for the correct page display

Ervaringen van eerstejaars studenten AOLB Groningen met de begeleidingsstijl van hun mentor op stage en de rol die deze stijl kan spelen in het behalen van leerdoelen.

Dijck, Jeltje, J.A. van (2022) Ervaringen van eerstejaars studenten AOLB Groningen met de begeleidingsstijl van hun mentor op stage en de rol die deze stijl kan spelen in het behalen van leerdoelen. Bachelor thesis, Pedagogical and Educational Sciences.

[img]
Preview
Text
Bachelorthese_JeltjevanDijck_s4167287_Final.pdf

Download (443kB) | Preview

Abstract

Het is voor studenten van belang aansluiting te hebben tussen onderwijs en praktijk om te kunnen leren hoe opgedane theorie moet worden toegepast in praktische situaties. De studenten worden tenslotte opgeleid om in de toekomst aan het werk te kunnen in een desbetreffende beroepssector. De aansluiting tussen onderwijs en praktijk helpt studenten zich voor te bereiden op een toekomst op de arbeidsmarkt en geeft de student de mogelijkheid bepaalde theorieën en strategieën waar te nemen en te ervaren in werkelijke situaties. (Katsyuruba & Godden, 2019). Hierbij is het hebben van interessant, motiverend en uitdagend onderwijs in combinatie met een aantrekkelijke en professionele werk- en leeromgeving en een koppeling naar de praktijk van belang (Geldens et al., 2004). Studenten dienen vroegtijdig kennis te maken met het werk waarvoor ze worden opgeleid. Om te kunnen leren is het namelijk van belang de impliciete kennis expliciet te maken, wat voornamelijk gebeurt binnen praktijksituaties (Beckers, 2013). Daarnaast is de groep schoolverlaters in Nederland groot, waarbij één van de belangrijkste redenen om vroegtijdig te stoppen met een opleiding te maken heeft met het feit dat deze niet aan de verwachtingen voldoet. Voldoende informatie over de opleiding en de arbeidskansen, te verkrijgen door onder andere ervaring in de praktijk, lijkt elementair te zijn om voortijdige schoolverlating te voorkomen (Fouarge, 2011). Bij studenten die worden opgeleid tot leerkracht in het primair onderwijs is deze kennismaking en koppeling met de praktijk belangrijk. Het zijn van leerkracht is tenslotte een zeer praktisch beroep, waarbij geen enkele leerling of situatie hetzelfde is. Er zit een kloof tussen de theorie en de praktijk van lerarenopleidingen, zo blijkt volgens Broekkamp en van Hout-Wolters (2007). Grossman (2008) geeft aan dat we midden in een crisis zitten waarin leerkrachten niet worden opgeleid zoals zou moeten. Dat blijkt uit onderzoeken die aantonen dat het professionele gedrag en de kennis van studenten in onderwijspraktijken tegenvallen. Pabo-studenten weten niet goed wat er van ze verwacht wordt, ze weten niet hoe om te gaan met kinderen die extra aandacht nodig hebben of ze zijn incompetent in het klassenmanagement (Grossman, 2008). De achterstallige kennis en het onprofessionele gedrag van studenten lijkt verbonden te zijn met de kloof tussen theorie en praktijk, waarin de vereiste theorie aan bod komt tijdens de opleiding, maar waarbij de verankering in het daadwerkelijk handelen naar deze kennis vaak mist. Zo krijgen studenten tijdens de opleiding verschillende strategieën aangereikt om toe te passen om de klas stil of rustig te laten worden, maar ervaren deze studenten in de praktijk moeite met het toepassen van deze strategieën. Het inspelen op verschillende niveaus binnen een groep wordt ook als lastig ervaren, terwijl daar op de opleiding wel de didactiek en kennis voor wordt aangeleverd (Korthagen, 2010). Om deze eerste indrukken met de praktijk te kunnen verwerken, te kunnen evalueren en om te kunnen reflecteren op het eigen handelen is het krijgen van begeleiding voor een stagiair belangrijk. Een mentor zou bij deze kennismaking met de praktijk en in de begeleiding van de stagiair een essentiële rol kunnen spelen (Schulleri & Saleh, 2020). De mentor treed op als begeleider in het praktisch leren van de student. Daarnaast is het hebben van een mentor tijdens dit proces belangrijk om te voorkomen dat de stage leidt tot vroegtijdig schoolverlaten, omdat de stagiair mogelijk wordt afgeschrikt (Klausmeier, 1994). Mentorschap is een vorm van begeleiding die bij kan dragen aan een zo optimaal mogelijke groei van vaardigheden en competenties van een leerling (Schulleri & Saleh, 2020). Het hebben van een mentor kan bijdragen aan de professionele ontwikkeling van een individu, bijvoorbeeld door het krijgen van persoonlijke ondersteuning van iemand die ervaring heeft in het toepassen van theoretische kennis in de praktijk. Volgens de algemene definitie is een mentor een begeleider, een meer ervaren persoon die een minder ervaren persoon begeleidt (Verkuyl & Groothuis, 2012). Mentorschap in het onderwijs is cruciaal voor het opleiden van nieuwe, bekwame leerkrachten. Studenten bezitten de benodigde theoretische kennis om te kunnen lesgeven, maar raken bij de eerste kennismaking met de realiteit van het onderwijs, tijdens de stagemomenten, mogelijk gefrustreerd of gestrest. Hierdoor wordt de kans op het verlaten van deze professie vergroot (Klausmeier, 1994). Een mentor kan in de kennismaking van de student met de beroepspraktijk en de koppeling tussen theorie en praktijk een centrale rol spelen. Mentoren kunnen de hierboven genoemde kloof kleiner maken door het geven van de juiste handvaten. De student kan worden begeleid om ervoor te zorgen dat deze zich zo goed mogelijk kan ontwikkelen. Dit gebeurt onder andere door het krijgen van feedback, het leren reflecteren en door het facsimileren van de handelingen van de (stage)begeleider (Allen & Eby, 2009). Een mentor kan een rol aannemen als gids, rolmodel en docent van de student. Op deze manier voorziet de mentor de student van de kennis, het advies, de uitdaging en de support die nodig zijn om zo goed mogelijk te integreren binnen een specifiek vak (Allen & Eby, 2011). De manier van begeleiding kan per mentor verschillen, waarbij het interessant is om te kijken naar welke vorm van begeleiding het meest efficiënt is. De Bruijn (2009) onderscheidt vijf verschillende begeleidingsstrategieën die te herkennen zijn in de mentorbegeleiding van toekomstige leerkrachten: (1) Modelling: docent denkt en doet voor en de deelnemer zit daar dicht op om de ‘kunst af te kijken’; (2) Guiding: piketten slaan waar naar toegewerkt kan worden, overzicht aanbrengen, structureren; (3) Scaffolding: eerst een taak uitvoeren met veel hulp en begeleiding en daarna een soortgelijke taak met minder begeleiding; (4) Coaching: de deelnemer volgen en door middel van vragen zelf tot oplossingen laten komen; (5) Monitoring: in het kader van regulatieoverdracht treedt de docent of trainer op als het ‘externe oog’ bij metacognitieve processen. Tijdens het verloop van het opleidingstraject treedt dit ‘externe oog’ steeds verder terug. De gekozen begeleidingsstrategie(ën) van de mentor kan wellicht invloed hebben op de ontwikkeling van studenten en hun ervaringen met mentorschap (Glaudé et al., 2011). Het is goed om in te gaan op welke manieren van begeleiding studenten prefereren, om het eerder benoemde vroegtijdig schoolverlaten te voorkomen, en om mentoren handvaten te geven voor een goede begeleiding van hun stagiaires. Op die manier kunnen de studenten zich zo optimaal ontwikkelen, en wordt de kans op een beter leerproces en uiteindelijk betere leerkrachten vergroot (Allen & Eby, 2009). Naast de vijf strategieën van de Bruijn (2009) zijn er meer overzichten van begeleidingsstrategieën (bijv. Bergenhenegouwen et al., 2002, Sol & Stokking, 2008, Eslhout-Mohr & Van Hout Wolters, 1995). In dit onderzoek wordt echter gekeken naar de vijf strategieën van de Bruijn (2009). De theorie van de Bruijn is het meest recent. Daarnaast vallen de strategieën en dimensies van eventuele andere auteurs onder de koepeltermen van de Bruijn. Andere overzichten missen bepaalde eigenschappen of zijn de termen niet allesomvattend (bijvoorbeeld het ontbreken van adaptiviteit en sturingsconcepten (scaffolding)) (Glaudé et al., 2011). Studenten AOLB stellen aan het begin van een semester leerdoelen voor zichzelf op. Dit zijn richtlijnen waaraan gemeten kan worden in hoeverre de studenten zijn gegroeid in hun praktische en didactische vaardigheden (Korthagen, 2010). Omdat deze leerdoelen dienen als maatstaven, worden die leerdoelen meegenomen in dit onderzoek. Er wordt namelijk niet alleen gekeken naar de ervaringen van studenten met de verkregen mentorbegeleiding, maar ook in hoeverre deze begeleiding ervoor heeft gezorgd dat de studenten ook daadwerkelijk gegroeid zijn in hun competenties. Het is aannemelijk dat een sympathieke mentor die je complimenten geeft, zorgt voor een positieve ervaring van de begeleidingsstijl. De vraag die daarbij gesteld kan worden is of deze begeleidingsstijl er ook voor heeft gezorgd dat je als eerstejaarsstudent ook daadwerkelijk iets hebt geleerd op het gebied van bijvoorbeeld didactische vaardigheden en klassenmanagement (Korthagen, 2010). Bovengenoemde vijf begeleidingsstrategieën laten zien op welke manieren een mentor de student kan begeleiden in de praktijk en tijdens stage. De volgende stap is om te kijken naar in hoeverre deze strategieën worden ingezet tijdens stagebegeleiding en hoe de verschillende strategieën van mentoren worden ervaren door de studenten. Hebben ze een voorkeur voor een bepaalde vorm van begeleiding? En is dat per individu verschillend? Heeft de vorm van de begeleiding ook invloed op de ontwikkeling van de student of op het behalen van hun leerdoelen? Deze vragen leiden tot de volgende onderzoeksvragen: ‘In hoeverre heeft de begeleidingsstrategie van de mentor invloed op de ervaringen van een eerstejaars student Academische Opleiding Leraar Basisonderwijs? En welke invloed heeft de begeleidingsstrategie op het behalen van de leerdoelen van de student?’ Hierbij wordt er met mentor gedoeld op de begeleider op stage, ook wel de leerkracht van de klas waar de studenten stage lopen. Het onderzoek richt zich op de ervaringen van eerstejaars studenten Academische Opleiding Leraar Basisonderwijs die studeren aan de Rijksuniversiteit Groningen, de Hanze in Groningen en NHL Stenden in Groningen. Praktijk-leerdoelen zijn de leerdoelen die de studenten voor zichzelf opstellen aan het begin van een stage periode (van een half jaar), enkel gericht op de competenties in de praktijk.

Item Type: Thesis (Bachelor)
Supervisor name: Bijvoet-van den Berg, C.J.M.
Degree programme: Pedagogical and Educational Sciences
Differentiation route: Orthopedagogiek [Bachelor Pedagogical and Educational Sciences]
Date Deposited: 05 Jul 2022 07:45
Last Modified: 05 Jul 2022 07:45
URI: http://gmwpublic.studenttheses.ub.rug.nl/id/eprint/720

Actions (login required)

View Item View Item